Nickerie.Net, dinsdag 20 september 2005  


Expeditie Julianatop

julianatop logo

Ronald Naars nieuwste uitdaging

door Rob Hammink

Van dag tot dag...

Zuidelijk Nickerie - Volg de expeditie van Ronald Naar die samen met Telegraaf-journalist Rob Hammink en nog twee Nederlandse gezellen naar de Julianatop in de regenwouden van Suriname trekt.

Zondag de 18e september

,,De beuk erin. De beuk erin,” galmt het om zeven uur ’s ochtends door het kamp. Naar probeert wederom carrière te maken als zanger zonder zijn kansen te overzien. Iedere waarschuwing dat de man narrig zou zijn en zijn achternaam waar zou maken, is onzin. Toegegeven: hij stelt voor de vorm een vraag en doet daarna precies wat hij wil, maar de klimicoon is een drijvende en opgewekte kracht achter de groep. Ook de oneliners zijn goud waard. ,,Als ik zo door het Haagse bos zou kappen, zat ik een uur later in een politiecel.” Dat is waar ook. De politie. Helemaal uit het systeem verdrongen, evenals wielklemmen, blauwe enveloppen, opgestoken middelvingers en meer wat de westerse mens ondergeschikt maakt aan de bosbewoners. Slecht bericht. De rijst dreigt op te raken. Apante meldde met grote lach: ,,De komende tijd alleen maar lekkere vlees. Ja man.”

Vandaag blijft het kamp het kamp. We breken niet op. Ik blijf alleen achter met Sale, de motorist (zo heet dat hier) van de kapotte korjaal. De rest is vroeg vertrokken, richting Duivelsei. De machetes zijn geslepen en het geweer, dat met tuinslangklemmen bij elkaar wordt gehouden, is mee. Ze proberen door zeer moeilijk terrein in ieder geval de voet van de granietrots te bereiken. Vanavond komen ze terug. Ik ben benieuwd naar de verhalen. Nu eerst proberen deze tekst en misschien nog wat foto’s weg te krijgen. Daarvoor dienen eerst wat bomen gekapt te worden zodat er enig zicht is op de satelliet. Daarnaast is het gevecht om zonlicht te vinden, waarmee de accu’s opgeladen worden, zenuwslopend. Ogenschijnlijk chaotisch sleep ik met twee zonnepanelen rond over deze gigantische hoop compost. En zo slijten we onze dagen in de wildernis.

De 17e september

We hakken, struikelen, zweten doorlopend en bevechten nu al vier dagen een bijna ondoordringbaar oerbos, zo primair als je een oerbos kunt voorstellen. De geur van rottende bladeren in een moerasgebied waarin we tot onze enkels wegzakken. Het zicht is amper vijf tot tien meter. We trekken teken uit onze armen en benen. Hoe leg je dit avontuur uit? Misschien is dit een aardige: stel je een Turks stoombad voor van honderden vierkante kilometers, trek veel te zware laarzen aan, hang een rugzak van 15 kilo op je schouders, kijk iedere seconde naar de grond of je gevaar ziet in de vorm van slangen en gaten, sla de lianen uit je gezicht en weet dat er straks geen energy drankje bij de bevallige barjuffrouw te bestellen is. We drinken rivierwater en als dat er niet is, hakken we waterlianen door. Eén meter dan dit wonderlijke ding levert een half kopje water op. Alles is nat of minimaal vochtig. Mijn boekje met aantekeningen lost langzamerhand spontaan op. Bijna een kwart eeuw geleden werd ik opgeleid aan de School voor Reserve Officieren en Kader Infanterie tot dienstplichtig YP-commandant. We waren elite, keihard en stoer, dachten we. We liepen weken over de hei rondom Ermelo, overdag ingraven, ’s avonds verder. We verdienden er onze strepen en sterren. Die opleiding bleek, in relatie tot deze expeditie, meer een cursus voor mietjes.

Een andere zorg die knaagt: een van de twee korjalen is vier dagen geleden, net toen we het bos inliepen, gesneuveld toen een enorme verrotte boom erop viel. Niemand heeft het erover, maar de vraag is of de twee achtergebleven opblaaskano’s goed en groot genoeg zijn om ons, na de beklimming van het Duivelsei, terug te kunnen brengen. De sfeer is ongekend goed. In deze groene hel is er nog steeds ruimte voor Gerkiaanse opmerkingen zoals vandaag: ,,Rob er zit een spin van ongeveer vier centimeter in doorsnee op je kraag. Vind je dat erg?” Het eerder regel dan uitzondering. In vergelijking met het leven langs de goede oude vertrouwde Lucierivier, waar een minuut later een vis aan je haak zit, is het leven hier een echte strijd op leven en dood. Zonlicht wordt door de woudreuzen tegengehouden. Af en toe dringt er een lichtstraal door het bladerdek en werpt een lichte plek ter grootte van een stoeptegel op de grond. We lopen constant in een spookachtige schemering, hopend, stap na stap, op een goede plek om ons volgende kamp op te slaan. Daarvoor is een riviertje nodig of minimaal een beekje als is die maar een meter breed. Water is in het regenwoud wonderlijk genoeg dun gezaaid. Net zoals de door Ronald Naar beloofde vruchten die hier aan ieder boom zouden groeien. Geen ananas, geen banaan en geen avocado gezien! Het gebrek aan vitaminen begint zijn tol te eisen. Naar zelf heeft de eerste verschijnselen van scheurbuik. ,,Dat voel ik altijd aan die pijnlijke plekjes aan de binnenkant van mijn wang.” Om onderkoeld daaraan toe te voegen: ,,De steek van de schorpioen in mijn knieholte heb ik overleefd en de vijftien doornen zijn in ieder geval uit mijn handen.” Een week geleden greep hij in Boegroe Makka, ongeveer vier centimeter lange stekels van een soort varen. Mijn conditie is al niet veel beter. De ontstoken slijmbeurs in de schouder begint door de rugzak op te spelen en het tandvlees is aan het te ontsteken. Met Gerke en Martin gaat het veel beter. Martin vindt het alleen maar leuker worden en heeft alleen een beetje last gehad van zijn litteken op zijn knie. De tol van een gapende wond, die hij zelf op Groenland hechtte omdat medische hulp na zijn val ver te zoeken was. Gerke was gister een beetje van slag. Hoofdpijn door het vochtgebrek en een beetje leeg¿ Zittende tegen een boom vandaag: ,,Het eten valt me een beetje tegen. Bosvarken en leguaan als ontbijt, lunch en avondeten is wat eentonig. Als ik dit had geweten, had ik een kilo stroopwafels meegenomen. Je hebt in dit klimaat af en toe behoefte aan een andere smaak.” Mijn respect voor deze twee mannen is groot. Zij lopen namelijk twee maal de afstanden; vanwege de lading klimmateriaal die mee moet naast hun eigen rugzak. Geen gepiep. ,,Gaan met die banaan.”

Iedere dag hetzelfde ritueel: strompelend het regenwoud door tot we een goede plek vinden. Hangmat ophangen. Vuur maken en het wild dat onderweg is geschoten, schoonmaken en roosteren. De stortbuien over je heen laten komen en wakker worden met uitzicht op zwijnenbouten waar honderden vliegen op af zijn gekomen. De gidsen Apante en Sensi zijn hun gewicht in goud waard. De twee bosnegers proberen alles wat in hun vermogen ligt om ons te beschermen en om onze groep van voedsel te voorzien. Vandaag staat er een schildpad (die ligt op zijn rug, vluchten kan niet meer) en boskalkoen op het menu. Mét rijst.

Momenteel bewaak ik alleen het kamp. Apante gaf me een rotje en aansteker. ,,Als er wilde dieren komen. Misschien een jaguar of zo. Het bos is een speelplaats, maar blijft gevaarlijk.” De mannen zijn verder gelopen. Gisteren zijn door het bladerendek de eerste wazige contouren van het Duivelsei waargenomen. Misschien ook niet. We navigeren zonder coördinaten omdat de GPS kapot is. Het enige dat ons bij het magische ei kan brengen is een kompas. ,,En zo hoort dat ook, “aldus Naar. ,,This is real adventure.” De jungle van Suriname als een groot Turks stoombad, maar dan veel en veel indrukwekkender. Deze expeditie graaft zich ieder minuut dieper in mijn geheugen. Als er ooit kleinkinderen komen, kan ik in ieder geval de verhalende grootvader uithangen. ,,Er was eens een Duivelsei. Het was een groot geheim dat zich niet zomaar gewonnen gaf. Eerst moest je door het grote boze bos. En dat bos, dat bos deed er alles aan om vier mannen tegen te houden. Maar de mannen zetten door.”

Post scriptum: De groep is net terug. De gok is juist geweest. Het Duivelsei is gevonden. Martin: ,,Gerke en ik zijn in een boom geklommen en zagen het liggen. We schatten het op tien kilometer afstand. Enige probleem is het terrein. Dat wordt steeds grilliger en zwaarder.” Naar vermoeid: ,,We hebben het nu gezien, maar het is de vraag of we het halen.” De nacht treedt in.

Zondag de 11e

Weer een waterval. En weer een. Hoeveel van die dingen zijn er eigenlijk op deze Lucierivier? De derde doemt in de verte op en we zijn amper twee uur onderweg. Dat wordt weer hopen dat we de boot niet uit hoeven te pakken, weer slepen, trekken, wegglijden, vingers openhalen en enkels verzwikken. Sinds een uur is er een gevaar van anderhalve meter bijgekomen: een kaaiman. De trouwe Apante roept me na de legendarische sleeppartij terug en wijst: ,,Daar ben je zojuist bijna opgestapt. Dat scheelde maar twintig centimeter. Jeah man,”de bosneger lacht er smakelijk bij. Dat krijg je als je in het oerbos bent geboren en getogen. We kijken tussen het Palume, een soort onderwater boerenkool, en zien uiteindelijk onvriendelijke ogen en scheefgegroeid gebit waarbij een orthodontist zijn vingers zou aflikken. Het prehistorische dier maakt, tegen alle beloftes in dat dieren banger zijn voor ons dan wij voor hen, geen enkele aanstalte om te vertrekken. Ik heb de neiging om iets te nonchal!ant te worden, zoveel is duidelijk. ,,Blijven kijken waar je loopt. Geen takken vastpakken zonder te kijken,”zijn welgemeende tips van mannen die het kunnen weten.

Het gaat goed met de expeditie naar het magische Duivelsei, af en toe komt er een lief smsje binnen op de Iridium als teken dat Nederland nog steeds bestaat en de sfeer is okay. We lopen met witte weeïge, door het vocht uitgebeten voeten door het bloed van de afgeslachte vissen. De baarden groeien. Martin Fickweiler ontpopt zich als een onvervalste held, die zich in ieder avontuur stort en daarbij zichzelf doorlopend bezeert. Gerke Hoekstra filmt en trekt tegelijkertijd boten. Iedereen heeft zo zijn taak, vaak onuitgesproken. Vier Nederlanders die elkaar voor vertrek niet kenden, maar nu als een goed geoliede machine op elkaar zijn ingespeeld, ondanks dat het steeds zwaarder wordt. Zand in de schoenen en de gehele dag zijn we doorweekt, toch went dat. Spullen drogen overdag vrij snel in de brandende zon, ondanks een luchtvochtigheid van 95%.. We glijden geruisloos de rivieren af en komen in sprookjesachtige gebieden. Dat maakt alles goed. Lianen hangen over het water. Vlinde!rs vliegen soms tientallen meters mee met de boot. Rare bloemen op het water, van een andere planeet afgevallen. Tot nu toe is het buitenaards leuk in dit deel van de wereld waarmee God waarschijnlijk promoveerde op “Landschapkunde”. Alleen die steeds terugkerende vis met rijst¿ Maar vissen zijn makkelijk te vangen, je struikelt er letterlijk over. Iedere dag liggen er wel weer een paar naar adem te happen in ons kamp. Gisteravond had een van de bootmannen een piranha aan de haak. Commotie alom hoe het dier in zijn doodstrijd toch nog een stokje wist door te bijten. Vanavond vangen aan de lopende band piranha’s. De oever van ons kamp lijkt meer op een Volendamse vismarkt.

De dag van de Heer begon met een wat laffe regenbui en een onvergetelijke opmerking van Ronald Naar tijdens het opstaan. ,,Ik had het koud,”zei de man die Groenland overtrok, de K2 beklom en naar de Zuidpool skiede. Het is inderdaad opvallend hoe koud het ’s nachts kan zijn in dit tropische oerwoud. De dag van de Heer eindigt langs de kant van de Lucierivier waar we momenteel een stuk bos wegkappen om daar de hangmatjes op te hangen. De Westrivier hebben we letterlijk links laten liggen en daarmee definitief de Julianatop als doel. Het vizier is gericht op de beklimming van het Duivelsei. Het woord krijgt stilletjes steeds meer lading. We hebben het er weinig over omdat er nog zoveel mis kan gaan. Onder andere de stroomvoorziening voor dit apparaat, de laptop, die in deze omgeving als een tang op een varken slaat. ,,Een tang op een Pingo ,” aldus Sensi, de andere gids. ,,Bosvarken,” legt Apante uit.

Bron/Copyright:

deTelegraaf

,11-09-2005

terug naar het overzicht

WWW.NICKERIE.NET

E-mail: info@nickerie.net

Copyright © 2005. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics