Nickerie.Net, zondag 01 juni 2008


135 jaar Hindostaanse immigratie: ook Hindoestanen zitten met pijnlijk verleden

Sharmila Badloe, cultureel antropologe gespecialiseerd in de Surinaamse-Hindoestaanse immigratiegeschiedenis en zelf Surinaams-Hindoestaans van afkomst (opinie) Sharmila Badloe, cultureel antropologe gespecialiseerd in de Surinaamse-Hindoestaanse immigratiegeschiedenis en zelf Surinaams-Hindoestaans van afkomst

Ze zijn een vergeten groep, de Hindoestanen. Wel een spijtbetuiging voor slavernij, maar over contractarbeid in Suriname geen woord. Gedenken mag, na 135 jaar. Op het station vraagt weer eens iemand of ik uit India kom. Voor de zoveelste keer moet ik uitleggen: nee, Suriname. Mijn voorouders komen dan wel uit India, maar ik ben geboren in Suriname en getogen in Nederland. Een Nederlandse Hindoestaan; het product van een dubbele, vergeten migratie. Tijd om daar iets aan te doen.

Moet de spijtbetuiging die oud-minister Roger van Boxtel uitsprak in 2001 over de slavernij en de slavenhandel, worden aangevuld met een excuus door premier Balkenende, de koningin of wie weet is het een mooie eerste daad voor koning Willem-Alexander? Veel nuttiger is het creëren van het bewustzijn voor vergeten pagina’s van de vaderlandse geschiedenis, zoals de migratie van Hindoestanen. Na de Afrikaanse slaven waren het Javanen en Brits-Indiërs, die de Surinaamse plantages bevolkten. Maar die groepen worden niet als Surinamers gezien, laat staan dat men hun achtergrond kent.

Na de afschaffing van de slavernij was er behoefte aan nieuwe arbeidskrachten die het werk op de plantages konden overnemen. In India werden daarom vooral in de deelstaten Uttar Pradesh en Bihar werkers geronseld. In de periode 1873-1916 maakten ongeveer 34.000 mensen de overtocht naar Suriname.

Dat er gewerkt werd onder een contract, wilde niet zeggen dat de omstandigheden beter waren dan die waaronder de voormalige slaven verkeerden. In wezen was het systeem van contractarbeid een verkapte vorm van slavernij. De arbeiders werkten voor een periode van vijf jaar onder erbarmelijke omstandigheden op de plantages. Er waren slechte medische voorzieningen, een karig loontje, lijfstraffen, barakken om in te wonen en een tekort aan vrouwen uit de eigen groep.

Na beëindiging van het contract konden ze kiezen voor verlenging of voor terugkeer naar India. Ongeveer tweederde van deze groep Hindoestanen zijn na afloop van hun contract in Suriname gebleven. Met de komst van de ’Wet op het Nederlands Onderdaanschap van 1910’, werden ze op 10 juni 1927 officieel Nederlandse burgers.

Na de onafhankelijkheid van Suriname verruilden vele Hindoestanen hun geboortegrond voor Nederland, op zoek naar een beter bestaan. Dit werd de tweede migratie voor deze cultuurgroep in relatief korte tijd. Anno 2008 wonen er ongeveer 150.000 Surinamers van Hindoestaanse afkomst in Nederland. Ze worden getypeerd als een succesvolle geïntegreerde groep en zijn verder vrij onzichtbaar, maar er zijn natuurlijk genoeg interne problemen die het Nederlandse daglicht nooit tot zelden zien. Identiteitsbeleving, vooral bij de Hindoestaanse jongeren, is er daar een van.

Het gedenken van de periode sinds de komst naar Suriname leidt tot een historisch besef voor alle partijen. En aan de Hindoestaan biedt het een solide basis; weten wie je bent, waar je vandaan komt en waar je bij hoort geeft je de zekerheid om met beide benen in deze maatschappij te staan. Door het hele land wordt dit jaar vanuit de gemeenschap zelf 135 jaar immigratie herdacht. Maar een nationale herdenking lijkt meer op z’n plaats.


Hard werken, maar geen slavernij

 (opinie) Shantie Ramlal-Jagmohansingh, bestuurskundige

De nazaten van de 34.000 Hindoestaanse contractarbeiders in Suriname schieten niets op met excuses. Als tweede generatie Hindoestaanse in Nederland ben ik opgegroeid met opa’s en oma’s die vertelden over de eerste contractarbeiders in Suriname, afkomstig uit India. Vol afgrijzen luisterde ik naar de verhalen over de zware lijfstraffen voor de contractarbeiders, in opdracht van Nederlandse plantage-eigenaren. Bijzonder onder de indruk was ik van de fysieke gesteldheid en het doorzettingsvermogen van mijn voorouders. Iedere keer besefte ik dan vol trots dat ik van deze sterke mensen afstam.

Hindoestaanse meisjes in Suriname vieren het Holi-feest. | ANP

Romantisch zijn de verhalen over mijn Adja (opa), die in zijn jonge jaren als militair (ook in WOII), mijn Adjie (oma) leerde kennen in Paramaribo. Na hun trouwen, in het district Nickerie, werkte mijn Adja zich op tot een bekende verkoper. Mijn vader, een van tien kinderen, kon hilarisch vertellen hoe hij door de polders van Nickerie scheurde op zijn motor –met mijn Adjie achterop.

Mijn ouders liepen als kind dagelijks kilometers in de brandende zon naar school. Bij thuiskomst moesten zij werken op het land, en daarna huiswerk maken bij kaarslicht. Toen ze migreerden naar Nederland gaven zij ons de boodschap mee van de eerdere generaties: dat je door hard werken steeds hogerop kan komen en met doorzettingsvermogen alles kan bereiken wat je wil. Dit heeft mijn identiteit verrijkt en wellicht ben ik zo zelfs behoed voor een problematische identiteitsbeleving.

Aan dat alles moest ik denken bij het artikel ’Ook Hindoestanen zitten met pijnlijk verleden’, van Sharmila Badloe (Podium, 20 mei). Zij stelt dat de contractarbeid in feite ’verkapte slavernij’ is geweest. Als er discussie is of premier Balkenende alsnog excuses moet aanbieden voor de ’gewone’ slavernij, moet het dan ook niet gaan over de contractarbeid?

Ook Badloe legde de link met de identiteit van Hindoestaanse jongeren in Nederland. „Weten wie je bent, waar je vandaan komt en waar je bij hoort geeft de zekerheid om met beide benen in de maatschappij te staan”, schreef ze, terecht.

Gelukkig zijn er al initiatieven ondernomen om de geschiedenis te bewaren; het Sarnamihuis in Den Haag, het Sarnami-Nederlands woordenboek. Maar er moet nog hard gewerkt worden aan meer bekendheid van de Hindoestaanse geschiedenis. Die is immers onderdeel van de Nederlandse geschiedenis.

Dat is wat anders dan de vraag of er excuses voor de contractarbeid moeten komen. Ik zie er geen toegevoegde waarde in. Het was niet hetzelfde als slavernij.

Hindoestanen in Nederland zijn afstammelingen van de ruim 34.000 Brits-Indische contractarbeiders die vanaf 1873 naar Suriname migreerden. Na de afschaffing van de slavernij was er een dringend tekort aan arbeidskrachten op de plantages. Nederland tekende met de Brits-Indische regering een immigratietraktaat. De contractarbeiders moesten inderdaad bijzonder hard werken onder slechte en soms schrijnende omstandigheden. Toch waren zij geen slaven. Dit verschil ontstond onder andere doordat de Britse regering een ’protector of immigrants’ aanstelde. Toen in het eerste jaar bijna 20 procent van de immigranten stierf en de opvang onder de maat bleef, schortte de Britse regering zelfs tijdelijk het immigratietraktaat op. Eerst moest er betere geneeskundige hulp komen.

Het klopt, plantage-eigenaren konden naar willekeur zware (lijf)straffen opleggen. Maar ze waren niet het bezit van de plantage-eigenaar. Het contract dat door de Brits-Indiërs ondertekend werd duurde vijf jaar (in andere Britse en Franse koloniën was dit zelfs tien jaar). De arbeider kreeg loon en had recht op een gratis terugtocht naar India. Na werktijd, op zondag en op Hindoe- en moslimfeestdagen was hij vrij. Het leven van de contractarbeiders was zwaar, maar het waren vrije mensen vol dromen en plannen.

Belangrijker dan een spijtbetuiging is dat de geschiedenis van de Hindoestanen meer gewicht en bekendheid krijgt in Nederland. De kennis hierover is beperkt, terwijl deze periode een belangrijk onderdeel uitmaakt van zowel de Surinaamse als de Nederlandse geschiedenis.

Kennis doet recht aan het harde werk van de contractarbeiders. En aan alles wat ze voor latere generaties hebben opgebouwd.

Bron/Copyright:

Nickerie.Net / Trouw

31-05-2008

WWW.NICKERIE.NET

E-mail: info@nickerie.net

Copyright © 2008. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics