Nickerie.Net, maandag 24 november 2014


Het linkse dilemma van 1982

 

Ik acht het na jaren van belang publiekelijk mijn licht te laten schijnen over een aspect van de politiek-maatschappelijke ontwikkeling vanaf 1980, zij het als evaluatie van de bijdrage van links-progressieven aan de huidige maatschappelijke ontwikkelingen in Suriname. De main focus zal zijn op twee geïdentificeerde linkse partijen die vanaf het begin zich aangediend hebben om van de revolte van 1980 een revolutie te maken. De linkse partijen die de revolte van de sergeanten vanaf december 1981 duidelijker zouden hebben beïnvloed, waren de PALU en de Revolutionaire Volkspartij (RVP), een fragmentatie van de Volkspartij.

Ideologisch bestonden er altijd verschillen tussen de PALU en de RVP. Hoewel beide partijen het marxisme-leninisme als invalshoek voor de ontwikkeling van land en volk hanteerden, was het zo dat PALU een meer pragmatische en RVP een dogmatische benadering had. In de samenwerking kwam dit verschil in benadering steeds tot uitdrukking. Er kon geen middenweg gevonden worden om de ideologische schermutselingen tussen de PALU en RVP te nivelleren. Dit onder meer vanwege de onberekenbare ideologische keuze van de heer Bouterse die de leider geweest is van de Revolte. Hoewel hij absoluut in zijn gedrag liet blijken niet ideologisch te zijn, maar bovenal geen linkse oriëntatie had, richtte hij in 1981 het Revolutionair Front op. Kennelijk als afleidingsmanoeuvre om zijn machtspositie in balans te houden. Overigens was het Revolutionair Front een doodgeboren platform. Of moet ik zeggen een fictie? De gematigde linksen onder leiding van Henk Chin-A-Sen, met als dirigent op de achtergrond, de heer Eddy Bruma, hadden hun rol al uitgespeeld tussen 1980 en 1982. Een keuze door de militaire leiding voor de traditionele partijen kon op dat moment niet openlijk gedaan worden, omdat er veel deining zou ontstaan uit de hoek van links Suriname, niet alleen, maar ook van de zijde van de revolte plegers. Men zou zich verraden en misleid voelen. Uit de praktijk van het politieke vak, waren wel zichtbare tendensen dat de leiding van de revolte vroeg of laat zou koersen richting rechts van het centrum, hetgeen impliceert dat de traditionele politiek weer erbij gehaald zou worden.

Paternalisme ten top
De PALU en de RVP, die als motor hadden moeten dienen voor een volksrevolutie, werden juist slachtoffers van het toen al heersende demagogisme. Terwijl in de periode 1981-1982 de machtspiramide zichtbaar aan het veranderen was, hebben de linkse partijen geen stempel weten te drukken op de mogelijkheid of maatschappelijke ontwikkeling die als gevolg van de revolte ontstaan was. In plaats van de duidelijke beschikbare intelligentie en ideologische suprematie in te zetten ten faveure van de volksrevolutie, ging men zich een slaafse houding etaleren naar de revolte plegers toe. Men liet zich opdragen vanuit een ingebouwde commandostructuur, in plaats dat er een ideologische bijdrage geleverd werd aan het proces. De heren Bram Behr, Leslie Rahman en Dew Baboeram (Sandew Hira) als linksprogressieven hadden in enkele van hun pennenvruchten, keiharde doch fundamentele kritieken geleverd op de quasi-ideologische en slaafse houding van PALU en RVP.

Er was toen een sfeer van de vader die de beslissingen nam over de kinderen of de groep zonder enige vorm van feedback/consultatie. In stede daarvan bleek achteraf dat bepaalde beslissingen ergens anders werden voorbereid en daarna opgelegd aan de ondersteuners van de revolte plegers als te zijn het beste voor het land. Dit heet in progressieve termen paternalisme. Dit met het gevolg dat er vanaf dat moment een grote mate van persoonsverheerlijking ontstaat bij grote delen van de linkse partijleden. In feite moet gesteld worden dat links-progressief vanaf dat moment voor een groot deel geneutraliseerd is in Suriname. De val van de Sovjet-Unie in 1991 heeft de genadeslag toegebracht aan het collectief van linkse beweging in Suriname. De PALU is nog blijven bestaan, maar eenieder zal mij ondersteunen in de opvatting dat die partij het paternalisme niet meer te boven is gekomen. De vraag die beantwoord moet worden is of velen van deze links-progressieven een daadwerkelijke progressieve paradigma hadden. Ik heb nog recentelijk aan een vriend van mij die nog in de actieve politiek participeert, de vraag gesteld of de PALU waarvan hij lid is, nog de basisideologie beleid. Ik ga in dit artikel niet in op zijn antwoord op de gestelde vraag.
De RVP is de wisse dood gestorven en de leden zitten verspreid in diverse politieke partijen of anderen hebben de politiek vaarwel gezegd, jammer. Hetzelfde lot heeft de 'moederpartij' Volkspartij getroffen.

Het dilemma
In 1982 vond er een dramatische ontwikkeling in het land plaats. Hoewel de PALU en de RVP de revolutiegedachte en wel als geneutraliseerde partijen nog predikten, werd op 8 december afgerekend met enkele critici van de revolte plegers. Er is absoluut geen feedback gepleegd met deze partijen als collectief voordat men tot zo een ingrijpende handeling is overgegaan. Dit moet als de zwartste bladzijde in onze contemporaine geschiedenis gezien worden. Hiermee breng ik in herinnering dat ook in onze koloniale geschiedenis in vele gevallen identieke handelingen gepleegd zijn. De geschiedenis herhaalt zich zou de logische conclusie kunnen zijn.

Deze twee linkse partijen als collectiviteit plaatsten zich na de liquidatie van critici voor een dilemma, namelijk doorgaan met ondersteuning bieden aan de revolte plegers of radicaal beëindigen van die ondersteuning. De partijen, en ik zeg bewust de partijen, droegen zoals ik eerder stelde geen voorkennis van de liquidatie als voornoemd. Toch plaatse met name de RVP zich voor het hierboven bedoelde dilemma. De partijen kozen ervoor om niettegenstaande de afkeuring van de liquidatie, ondersteuning te blijven bieden aan het zigzaggend prerevolutionaire proces. De argumenten die deze keuze moesten rechtvaardigen, waren achteraf op de keper beschouwd niet ideologisch, maar meer nog emotioneel en opportunistisch. Want als gesteld werd dat links-progressief weer zou vervallen tot een politiek isolement van de traditionele partijen, dan had de partij of enkele leden van de partij voorkennis dat de traditionele partijen spoedig weer aan de macht moeten komen. Het argument dat je naast en met de militairen, perspectieven op maatschappelijke verandering open kon houden, snijdt ook geen hout; is invalide dus. Daarmede is, zij het latent gezegd dat de revolte plegers de ruimte of de mogelijkheid zouden bieden aan de traditionele partijen om met of zonder afspraak weer aan de macht te komen. Verder is met dit laatste argument ook onbewust gesteld dat de RVP en de PALU de 'verworven' machtspositie, zij het vanuit een ondergeschikte positie niet wilde opgeven. Dat is jammer, vind ik persoonlijk achteraf.

In 1983 een zoethoudertje
In 1983 werd voor het eerst een links-progressief kabinet onder leiding van premier Errol Alibuks ingesteld. Het bleek na plusminus zes maanden dat het een zoet houdertje was richting PALU en RVP toe. Zelf de mobilisatie factoren bemand door links-progressieve militairen, werden het progressieve functioneren onmogelijk gemaakt. De Suralco staking in 1983 zou zogenaamd aanleiding geweest zijn om het kabinet Alibuks de laan uit te sturen. De werkelijke reden zou spoedig en wel reeds in de eerste helft van 1984 bij links-progressief doordringen. Het is gebleken dat de leider van de revolte reeds in 1983 on speaking terms was met de traditionele partijen, de VHP, de NPS en de KTPI. De gesprekken resulteerden in het zogenoemde Leonsberg akkoord, waarin afspraken vastgelegd zijn voor het houden van algemene vrije en geheime verkiezingen per ultimo 1987. Het kabinet Wim Udenhout werd ingesteld. Dit was tevens de volledige beëindiging van de pogingen van links-progressief om van de revolte van 1980 tot een volksrevolutie te maken. Anno 2014 bestaat geen enkele linkse partijen die op basis van progressieve socialistische ideologie, ontwikkelingsconceptie hanteren om dit land sociaaleconomisch en educatief te ontwikkelen. Zeker moet voor een groot deel de schuld gezocht worden bij de voorlieden van links-progressief voor het ontstaan van hetgeen de socioloog Maureen Silos Commandisme noemt, in Suriname. Zij zegt verder dat Suriname geen parlementaire democratie kent, maar een commandodemocratie waar paternalisme en de hieraan gerelateerde persoonsverheerlijking manifest is. Ik sta volledig achter deze zienswijze en conclusie van Maureen Silos. In elk geval is het gewenst dat iedereen die lid geweest is van de twee politieke partijen zichzelf evalueert en de vraag beantwoord, in welke mate hij of zij zich schuldig voelt dat het zover is gekomen dat links-progressief faliekant mislukt is, waardoor het proletariaat overgeleverd is aan grillen van het kapitalisme. Dat de voorhoede rol van het proletariaat overgelaten is aan de antagonist van deze maatschappelijke klas, is identiek aan de misdaad tegen de menselijkheid. Erger nog dat er zich duidelijk een grote mate van persoonsverheerlijking manifesteert in Suriname en mede daardoor een onacceptabel denkniveau te bespeuren valt.


Bert Eersteling

Bron/Copyright:

Nickerie.Net /NSS 24-11-2014

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2014. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics