Nickerie, woensdag 08 december 2004  


Hoofdstuk  1

De 8-december “MOORDEN” 1982

Hoofdstukindeling
1.1 Wat vooraf ging aan 8 december 1982

1.2 De casus

1.3 Analyse van de feiten en omstandigheden

Voetnoten

1.1  Wat vooraf ging aan 8 december  1982

 “ In naam van de soevereine Republiek Suriname verklaren wij van de Nationale

Militaire Raad, dat op heden besloten is om de militaire-, politie-  en bestuurlijke leiding van de Republiek Suriname in de ruimste zin des woords over te nemen” [1],

aldus een passage uit de verklaring gedaan op 25 februari 1980,  nadat zestien militairen  een coup hadden  gepleegd  en zij  de democratische regering onder leiding van Minister-President Henk Arron (†) hadden afgezet.

Vanaf dit moment,  meen  ik dat Suriname geconfronteerd  werd met ernstige schendingen van de rechten van zijn burgers, waarbij exponenten bekleed  met  (staats)macht deel aan hadden.

In de nacht van 24 op 25 februari 1980 werden twee hoge militaire functionarissen, respectievelijk Luitenant J. van Aalst en Sergeant Majoor Comvalius, op hun posten  zonder pardon neergeschoten. Ook de politieagent Sultan werd dezelfde  nacht doodgeschoten en een andere zwaar gewond,  toen zij in opdracht van de  chef van dienst poolshoogte namen  in de militaire kazerne aan de Verlengde Gemenelandsweg[2].

De ex-militair Ormskerk werd in mei 1981 ervan beschuldigd plannen te hebben voor een tegencoup. Hij werd op bloedige wijze mishandeld en tenslotte waarschijnlijk doodgewurgd[3].

 Bij de terreur actie door de Militaire Politie bij de familie Mahes te Uitkijk werden drie mannelijke leden van deze familie in het bijzijn van vrouw en kinderen erg mishandeld. Tijdens het verhoor werd Deta Mahes door Sergeant Lachman met tussenpozen drie keer in het been en kruis geschoten en het genadeschot kreeg hij in de kin[4].

In andere gevallen naar de burgers toe liet het  optreden van de militaire machthebbers ook veel te wensen over. Te denken valt aan de onmenselijke behandeling die hen ten deel viel, indien zij als gevolg van een vermeend strafbaar feit werden opgepakt[5]

In maart 1982 pleegden militairen en burgers onder leiding van Luitenant S. Rambocus (†) een coup, gericht op het houden van vrije en geheime verkiezingen. Majoor W. Hawker (†), die in maart 1981 een couppoging had ondernomen en hiervoor tot vier jaar gevangenisstraf was veroordeeld, werd uit detentie gehaald om zich in deze strijd te werpen. Daarbij raakte hij gewond en liggend op een brancard werd hij geëxecuteerd[6].

Nadat de executie had plaatsgevonden werd bekendgemaakt dat het Decreet A-7-A van 11 maart 1982 (S.B. 1982 no. 51) de grondslag daartoe bood. Dit decreet betreft de berechting van personen, die gedurende de oorlogs/noodtoestand de nationale veiligheid daadwerkelijk in gevaar brengen. 

Ondanks het feit dat Suriname zich op mondiaal niveau heeft gecommitteerd enkele verdragen inzake de rechten van de mens te eerbiedigen, waaronder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het eerste Facultatief Protocol daarbij, blijkt dat dit decreet in strijd is met  artikel 15 van voornoemd verdrag,  namelijk  dat er geen strafbaarheid met terugwerkende kracht mag worden opgelegd aan personen. Verder blijkt  dit decreet in strijd  te zijn met het legaliteitsbeginsel dat ingebed is in artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht. Deze executie heeft er  dan ook voor  gezorgd dat  het rechtsbewustzijn van de  Surinaamse bevolking een verandering doormaakte.

Door het veranderende rechtsbewustzijn nam de populariteit die de militaire machthebbers aanvankelijk genoten  bij  delen van de bevolking af, immers was beloofd  Suriname te redden van de ondergang[7],  doch niets bleek minder waar. Intussen ging het bergafwaarts met de Surinaamse economie  en ook onder dit regime vierde nepotisme hoogtij met als gevolg dat  de weg van oppositie voeren,  werd gecontinueerd.

 Zo waren er in oktober 1982  stakingen geleid door Cyrill Daal (†) van de Moederbond.  Daarnaast wierpen  maatschappelijke groeperingen en andere instituten zich in de strijd.  Hierbij  moet worden opgemerkt dat zowel de Progressieve  Werknemers Organisatie als de Centrale van Landsdienarenorganisatie en de Vakcentrale  C-47, de heer Wako hebben geïnformeerd dat zij zich niet hadden aangesloten bij de stakingen, omdat zij de mening waren toegedaan dat deze niet sec voor vakbondsactiviteiten bedoeld waren, maar om politieke doeleinden te bereiken[8]

 Uiteindelijk heeft deze strijd tot gevolg gehad dat het recht op leven van vijftien  burgers werd geschonden.

1.2  De casus

In de nacht van 7 op 8 december 1982 zijn veertien  personen,  die als  leiders  van de contra-revolutionaire groep werden gezien, in opdracht van het Militair Gezag gearresteerd en overgebracht naar het  Fort Zeelandia. Luitenant  S. Rambocus (†) en de militair-officier D. Sheombar (†), die zich reeds in detentie bevonden vanwege hun aandeel in de couppoging van maart 1982, werden uit hun cellen gehaald en eveneens overgebracht naar het Fort Zeelandia.

 De arrestaties werden verricht door militair personeel[9], waarbij in twee gevallen  geweerschoten zijn gelost en handgranaten zijn gebruikt. Twee van de door mij geraadpleegde rapporten geven aan dat alle   telefoonlijnen onbruikbaar zijn gemaakt [10] en één maakt er gewag van dat het in enkele  gevallen is gebeurd.

 Door de heren J. Slagveer (†)   en  A. Kamperveen   (†)  werden er op woensdagavond  8  december 1982,  bekentenissen voorgelezen via de Surinaamse Televisie Stichting. Daarbij gaven zij aan  dat enkele personen waren gearresteerd, omdat zij conspireerden tegen de militaire machthebbers. Deze verklaring werd ook in De Ware Tijd van 9 december 1982 gepubliceerd,  waarin de namen van Bram Behr  (†)   en Leslie Rahman  (†)  niet werden genoemd, terwijl het rapport Wako op pagina 8 de namen van Frank Wijngaarde (†) en J. Slagveer  (†)  toevoegt.

 Om tot nog toe onbekende redenen werd slechts de vakbondsleider Frederik Derby[11] (†), één der gearresteerden in vrijheid gesteld.

Op 9 december 1982 bleken de overige dertien personen, alsmede de heren S. Rambocus en D. Sheombar, volgens een verklaring van het Militair Gezag  het leven te hebben gelaten toen zij een  vluchtpoging ondernamen.

Door diverse internationale organisaties zijn fact-findings onderzoeken gepleegd en  zijn deze de volgende meningen toegedaan :

Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties,  AmosWako[12] :

“ On the basis of the information in his possession, the Special Rapporteur finds that  summary or arbitrary executions took place on the night of 8-9 December in   Fort   Zeelandia”.

Volgens R. van Dongen, is Amnesty International van mening dat alle vijftien waren gemarteld en  zonder proces geëxecuteerd”[13].

Het Nederlands Juristen Comité voor Mensenrechten[14] :   “De verwondingen zoals geconstateerd leiden tot de conclusie dat de 14 Surinamers en 1 Nederlander zwaar zijn gemarteld en opzettelijk ter dood zijn gebracht”.

Inter-American Commission on Human Rights[15]“(...) the overwhelming evidence obtained by the Commission indicates that the  fifteen were brutally tortured before being killed and that high government officials participated, directly or indirectly, in their deaths”.

 

1.3 Analyse van de feiten en omstandigheden

Zoals aangegeven in paragraaf 1.2  zijn de arrestaties verricht op grond van het feit dat de op 8 december 1982 vermoorde  personen  verdacht werden zich schuldig te hebben gemaakt aan contra-revolutionaire activiteiten. Het O.A.S.- en het N.J.C.M. – rapport vermelden respectievelijk  hieromtrent “ (...) who were all involved in a coup attempt(...)[16]; “ (...) een poging tot machtsovername te kunnen verijdelen” [17].

Het Militair Gezag heeft echter niet kunnen bewijzen dat de gearresteerden een coup aan het voorbereiden waren, omdat door  het  Militair Gezag nimmer concreet is aangegeven waaruit de vermeende contra-revolutionaire handelingen bestonden. Nadat de “MOORDEN” hadden plaatsgevonden en wel in januari 1983 had het Militair Gezag de indruk  dat met medewerking van de C.I.A.  er  plannen waren om dit gezag  omver te werpen,

“The military leaders felt their fears of CIA involvement were justified when in January 1983 there was a television programme on ABC networks in the United States showing that Suriname was one of the countries where the CIA was planning activities aimed at overthrowing the Government”[18].

Voor het geval betrokkenen daadwerkelijk een machtsovername aan het voorbereiden waren, meen ik dat het decreet A-7-A van 11 maart 1982 artikel 1  (S.B. 1982 no. 51) de machthebbers de ruimte bood om personen die  een poging hadden gewaagd het wettig gezag omver te werpen,  te berechten.  Dit lid luidt als volgt :

“Militairen en burgers, die afzonderlijk of in vereniging gedurende de tijd dat de oorlogs- dan wel de noodtoestand voortduurt, pogingen ondernemen het wettig militair of burgerlijk gezag gewapenderhand omver te werpen, staan in eerste instantie terecht voor het kader van het Nationaal Leger, welk lichaam hierbij wordt aangeduid als Krijgsraad te velde.”

Uit dit lid is af te leiden dat aan de voorwaarde moest zijn voldaan dat de omverwerping gewapenderhand plaats diende te vinden, hetgeen in casu niet zichtbaar was. Het komt mij voor dat er  ook  geen sprake was van oorlogs- of noodtoestand, doch eerder van een machtsstrijd op het politieke front.

Ondanks het ontbreken van de voorwaarden tot omverwerping, blijkt dat het Militair Gezag overgegaan is tot het schenden van het recht op leven van betrokkenen, hetgeen aangeeft dat het Militair Gezag  willens en wetens c.q. opzettelijk deze daad heeft verricht.

Het verwijt dat  de  vijftien personen mogelijk gemaakt  kon worden is,  dat  zij  in strijd met de artikelen 132 en 169 van het Wetboek van Strafrecht, getracht hadden het gevestigde gezag dat in handen was van het  gewelddadige Militair Gezag  te verstoren,  met het nobel-ideologisch doel  de democratie te herstellen[19].

Ik vraag mij af of  bovengenoemd doel  zou worden bereikt,  zonder dat er geweld aan te pas zou komen, gezien de toen heersende sfeer van politieke onrust. Behalve dat de Grondwet was opgeschort  ex Algemeen Decreet A van 13 augustus 1980 ( S.B. 1980 no.

59 ), werd ook het parlement ex Algemeen Decreet A-1 van 13 augustus 1980 (S.B. 1980 no. 60) buitenwerking gesteld.

 

Hazewinkel-Suringa[20] stelt dat bij het uitschakelen van een tiran of een tirannieke regering  geweld  zal moeten worden gebruikt en dit zal al gauw tot “moord”  leiden.  Het komt mij voor dat het Militair Gezag  dit moment  niet heeft  afgewacht en  zelf tot “moorden” is overgegaan. Vanuit dit principe spreken  de volgende  stellingen voor zich,  en daaruit  distilleer ik tevens de voorbedachte  rade:

“ But they don’t say what would have happened if these persons and all the reactionaries would have achieved their purposes and all the progressive forces were to be killed.   “(...) You can see that it isn’t the Revolution that invites the mercenaries here, but if they come, we shall have to defend the Revolution” .[21];

The military officers informed the Special Rapporteur that the events of December 1982 were considered as “necessary” and “based on the principle of survival”, it was a question of either “them” or “us”.[22]

 Voor wat de verklaring afgelegd door het Militair Gezag op woensdagavond 8 december 1982  betreft:

“ Vannacht hebben wij een poging tot een machtsovername die met veel verlies

   van mensenlevens gepaard zou gaan vroegtijdig kunnen verijdelen. (...) Wij

   hadden geen andere keus dan op te treden en af te rekenen[23] met deze 

  plannen.”;

meen ik, gezien de betekenis van de term “afrekenen" namelijk  het zich er niet meer inlaten/afdoen, dat in deze (afrekenings) verklaring,  eveneens de voorbedachte rade c.q. opzet  ligt opgesloten  om de gearresteerden van het leven te beroven. 

Met betrekking tot de vluchtpoging ondernomen door de gearresteerden, blijkt dat hoewel er geen autopsie is verricht, getuigen die kennis hebben van wapens en wapenverwondingen  hebben verklaard,  dat  de schotwonden in de buik en borst inschotwonden waren,  hetgeen wil zeggen dat de gearresteerden van voren moeten zijn neergeschoten en naar alle waarschijnlijkheid niet zoals gesteld op de vlucht[24].  Alle lichamen vertoonden sporen van kogelgaten in borst, buik, gezicht en ledematen, alsmede  sporen van zware mishandeling in het gezicht[25]

Gelet op deze kogelinslagen  kan gesteld worden dat er is geschoten met het doel om te doden. Een ander oogmerk zou, gelet op de gebruikte wapens,  inslagen in de benen en/of het onderlichaam tonen.

 

Als ervan wordt uitgegaan dat de gearresteerden in een wanhopige vluchtpoging de richting van de wacht oprenden, dan zijn de inschotwonden te verklaren. Echter stelt Zeeuw[26]  dat de enige weg die genomen kon worden om te vluchten,  was,  te springen over de muur. Deze daad zou betekenen dat de gearresteerden  20 voet naar beneden in de Suriname rivier zouden belanden. Bovendien stelt hij dat alle andere uitgangen werden bewaakt.

Ook heeft Zeeuw verklaard dat het verhoor van Rahman en Slagveer werd afgenomen toen hij, Zeeuw, de schoten hoorde[27].  De vraag die naar aanleiding hiervan gesteld kan worden is : Waar heeft het  aan gelegen dat  ook deze personen het leven ”op de vlucht” hebben gelaten; want zij hoorden niet bij de groep die de vluchtpoging hadden ondernomen ?

Andere  verklaringen door Zeeuw afgelegd doen nog meer vragen rijzen, omdat deze eveneens in strijd zijn met  verklaringen afgelegd door het Militair Gezag. Zo heeft het Militair Gezag op donderdagavond 9 december 1982 verklaard dat :

“ (...) Op het moment dat het vervoer van het Fort naar de kazerne zou

plaatsvinden voltrok zich het noodlottig gebeuren, waarbij een deel der

verdachten het leven liet “. 

Zeeuw daarentegen stelt dat de dienstdoende militair ervan uitging dat de personen probeerden te ontvluchten en daarom zou er zijn geschoten.  Uit  deze verklaring is niet te distilleren op welk moment er is geschoten. Het kan zijn op het moment van vervoer of op een ander tijdstip.

In algemene bewoordingen is aangegeven dat de  executies een onderdeel van het plan waren en dat ze zouden  zijn uitgevoerd door de militaire autoriteiten zelf [28]. Als  er inderdaad sprake was  van een plan om de mensen van het leven te beroven,  dan kan gesteld worden dat de  levensberoving wel opzettelijk en met voorbedachte rade is geschied. Een indicatie hiertoe kan ook gevonden worden in het feit dat Rambocus en Sheombar reeds veroordeeld waren wegens  conspiratie inzake de couppoging van maart 1982. Nochtans werden zij toegevoegd aan de groep gearresteerden van 8 december 1982.

Met het oog op een tijdsverloop van bijkans 21 jaar kan waarheidsvinding in casu  problematisch zijn. Echter ben ik, op grond van het ontbreken van  een autopsie rapport, de tegenstrijdige verklaringen afgelegd door  de militaire officieren, inclusief het Militair Gezag, van mening dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het elimineren  van de vijftien personen heeft plaatsgevonden in opdracht van het Miltiair Gezag en dat  het recht op leven  van deze personen is geschonden.

 

Voetnoten


[1]  Slagveer J.,  De nacht van de Revolutie, 1980, pag. 74.

[2]  Levens R. ,  Schendingen van Mensenrechten in Suriname gedurende de periode 1980 tot en met 1990,

    doctoraal scripite Rechten, Universiteit van Suriname, 2000,  pag. 24.

[3]  Fernandes Mendes H. ,  Suriname en mensenrechten, N.J.C.M. bulletin Nederlands tijdschrift

    mensenrechten no. 2, jaargang 8, 1983,  pag. 109.

[4] Supra noot 9.

[5] Het is van algemene bekendheid dat  de “bulle pees”  een geliefd middel was om te straffen,  indien

    burgers strafbare feiten hadden begaan. Een bron heeft mij geînformeerd burgers gezien te hebben   die

    letsels hadden opgelopen  als gevolg van  de “bulle pees” .  Zij werden in het militair hospitaal

    opgenomen . In het voormeld  ziekenhuis werden zij voorgeleid bij de toenmalige Officier van Justitie

    mr. Kuhn.

[6] Organization of American States , Report on the situation of  Human Rights in Suriname, October 5,

    1983, OAS/Ser.L/11.61, 1983 , pag. 16. Hierna aangeduid als  het O.A.S-rapport, 1983.

[7] Organisatie van Gerechtigheid en Vrede, brochure,  Sporen zoeken, pag. 35.

[8] Rapport Wako , pag. 4.

[9]  Rapport Wako pag. 7.

[10]  De rapporten Wako  (pag.  7 ) en  O.A.S.- rapport 1983   (pag. 28) geven het eerste aan  en terwijl  het      

     Rapport  van het  Nederlans Juristen Comité voor de Mensenrechten, De gebeurtenissen in Paramaribo, 

     Suriname  8-13  december 1982, Leiden, 1983, pag. 4., het laatste aangeeft.  Hierna wordt dit rapport

     angeduid als N.J.C.M. rapport.

[11]  Derby overleed op 19 mei 2001. Dagblad  De Ware Tijd, “De getuigenis van Fred Derby” ,

     04/06/2001, pag. 5.

[12]  Rapport Wako, pag. 16.

[13]  Dongen van R. , De decembermoorden berecht ? Doctoraal scriptie Vrije Universiteit Amsterdam, 1999,

     pag. 6.

[14]  N.J.C.M. rapport,  pag. 14.

[15]  O.A.S.-rapport 1983, pag. 45.

[16]  O.A.S. rapport 1983,  pag. 28.

[17]  N.J.C.M. rapport ,  pag. 6.

[18]  Rapport Wako, pag. 7.

[19]   Supra noot  4 ,  pag. 10.

[20]  Hazewinkel-Suringa  D. ,bijgewerkt door Remmelink J.,  Inleiding tot de studie van het Nederlandse

     strafrecht, 12e  druk,  pag. 103.

[21]  O.A.S-rapport,  1983 , pag. 31-32.

[22]  Rapport Wako,1985,  pag. 7.

[23]  Eigen vetdruk.  Betekenis uit  : Dale van, 1984 Groot  Woordenboek hedendaags Nederlands.

[24]  N.J.C.M.  rapport ,  pag. 11.

[25]  Supra noot 25,  pag. 70.

[26]  Rapport Wako, 1985,  pag. 8. De heer Zeeuw behoorde tot de groep zestien die de macht hadden

     overgenomen  op 25 febrauri 1980. Tijdens het militair regime was ook hij één der hoge officieren.

[27]  Ibidem.

[28] Rapport Wako,  pag. 3.

 

 

Bron:Filecia L. Patterson
Nickerie.Net , 08-12-2004

 

E-mail

WWW.NICKERIE.NET

Copyright © 2004. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics