|
Nickerie - verleden, heden en de toekomst |
|
door Kenneth R. Donk |
Plantage Nursery, het verborgen sieraad
Gewezen district-secretaris Ali Sewrutton, het kan niet anders, heeft de verrichtingen van de historische speurder Phillip Dikland in Nickerie nauwlettend gevolgd. Na zoveel dienstjaren bij de bestuursdienst achter de rug te hebben, mag Ali als een kenner bij uitstek van Nickerie worden gezien. De tochten van Dikland door de polders van Nickerie, de bezoeken aan o.a. de oude plantages Waterloo, Hazard, Hamptoncourt, en Paradise hebben hun neerslag gehad in stad en district, binnen- en buitenland. Nu met Ali’s hulp zou het grootste plantage geheim van Nickerie niet lang meer verborgen kunnen blijven.
Doelmatig
en smaakvol
Van Ali verneemt Phillip dat in de
bossen ten oosten van plantage Waterloo
er nog restanten van de oude
suikerfabriek van de plantage Nursery
moeten liggen. Hij heeft zelf vele
jaren terug met een kleine delegatie
per boot ( via de aanvoerkanalen vanuit
Hazard ) het emplacement en de oude
begraafplaats mogen bezoeken. Wat hij
toen heeft gezien aan oude machines,
graven met opschriften van namen als
Wesenhagen, van Leesten, en Brown zal
hij nimmer vergeten. De vraag is:” wat
staat er nu nog ?”. Daarnaast is het
niet duidelijk meer, hoe daar te zullen
komen, daar het gebied na tientallen
jaren verlaten te zijn geweest,
volledig door secundair bos is
ingepalmd. Ook is het zelf zo, dat een
groot deel van de Nickeriaanse
bevolking niet eens van het hebben
bestaan van de plantage Nursery afweet,
dus wie zou als gids kunnen dienen.
De vroegere voordammen en de gronden
die net achter de dammen staan, zijn
verkaveld in de vorige eeuw en het
gebied staat bekend als de
vestigingsplaats Karang-Anjar. Dat
verborgen in het secundair bos nog
steeds de oude plantage met
beddenstructuur en waterwegen er is,
weet bijna niemand. Maar daarin zal wel
spoedig verandering komen, nu Dikland
is ingelicht over de juiste ligging van
de plantage en wat er misschien nog te
vinden is. Zelf weet hij dat August
Kappler, dezelfde persoon die later
Albina stichtte, in 1838 een
regelmatige gast op de plantage Nursery
was. Hij diende toen in het koloniale
leger. Kappler vertelt over de plantage
het volgende: “… Bijzonder vriendelijk
werd ik op de suikerplantage “ the
Nursery” ontvangen, waarom ik nooit
verzuimde aan te leggen. De vrouw des
huizes beschonk mij gedurig met
allerlei vruchten en voor enige ponden
brood - die zij vervolgens onder de
negerkinderen uitdeelde - ontving ik
telkens een klein vaatje suiker, zodat
ik het soms zeer slechte water op den
post, altijd als limonade kon drinken.
De plantage zelve is een der schoonste
hier te lande en ik geloof het er voor
te mogen houden, dat den grote
vruchtbaarheid van den grond en de
goede gezindheid der negers haar tot
ene der voordeligste maken. Gebouwen,
tuinen en negerwoningen zijn doelmatig
en smaakvol aangelegd. In een gedeelte
van het prachtige kookhuis bevindt zich
de stoommachine, waardoor het sap
uitgeperst, en naar de tweede
verdieping opgepompt wordt. Hier staan
in een ruime zaal twee rijen ketels,
waar de likker ( het uitgeperste sap)
gekookt en tot suiker gemaakt wordt.
Deze wordt in de beneden ruimte
bewaard.
Een kanaal, zich uitstrekkende langs de
suikervelden, geleidt tevens van het
kookhuis naar de ongeveer tien minuten
van daar verwijderde landingsplaats,
waar een klein zomerhuisje aan de
Nickeri-kreek gebouwd is. Bij dit
huisje leggen de schepen aan. De
suikervaten worden nu door een windas
uit het binnenkanaal in ’t huisje en
van daar in ’t schip gehesen.
Achter den molen zijn de gebouwen voor
het stoken van rum, zoowel als de uit
tras opgebouwde ovens, waarin het
uitgeperste riet tot stoking der ketels
geworpen wordt; door een ander kanaal
is het zeer elegante, in enen tuin
geplaatste woonhuis van de
fabrieksgebouwen gescheiden. Andere
kanalen scheiden dit weer van het dorp
der negers, hetwelk bestaat uit drie
straten, die met kokosnoot en pomme de
cytherebomen zijn beplant. De
negerwoningen zijn van pinapalmhout,
met planken beschoten en hecht gebouwd;
bij elk huisje bevindt zich een
tuintje…”.
Met deze woorden van Kappler in
gedachte, weet Phillip, dat Nickerie en
Suriname een verassing staat te
wachten. Dat voelt hij gewoon aan. Hij
is er nu voor de andere plantages, maar
na de ontmoeting met Ali staat het
vast. Hij zal spoedig, speciaal voor
Nursery, vanuit Paramaribo wederom naar
Nickerie afreizen.
Aquaducten en volle pontons
Samen met Karel van Hest, een collega
architect, reist Phillip in de eerste
week van december 2003, vanuit
Paramaribo naar Nickerie af. Omstreeks
11.00 uur in de morgen bereiken zij
Nw.Nickerie en maken direct contact met
Ali in zijn winkeltje aan de
Nickerierivier, nabij de sluis aan de
Waterloostraat. Veel tijd voor praten
is er nu niet. Het is nu tijd om zaken
te doen, dus besluit Ali de heren naar
de Pisangkapokweg te brengen nabij de
vroegere achterdammen van de plantages
Longmay en Plaisance. De hoofddam ( nu
bekend als de Nieuwe Laan ) tussen deze
twee plantages bestaat nog, evenals het
transportkanaal dat doorliep via Hazard
en Nursery tot Waterloo. Als Ali het
gebied beschrijft zoals hij het vanaf
kleine jongen heeft gekend, herleeft
het plantagesysteem voor de ogen van
Karel en Phillip en zijn de structuren
overal herkenbaar. “Rechts tegenover de
Longmayschool bovenop het afvoerkanaal
langs de Pisangkapokweg, heeft een
aquaduct gestaan”,zegt Ali. Onder het
aanvoerkanaal, richting Nickerierivier,
stroomde het afvoerkanaal doormiddel
van gietijzerenkokers rustig door. Het
moet een pracht gezicht zijn geweest
een kanaal boven de ander te zien
stromen. Pontons vol beladen met riet
werden door stieren, die op de
zijdammen liepen, door het
aanvoerkanaal getrokken. Rond 1950 is
dit aquaduct door de afdeling van de
Tris( Troepenmacht in Suriname)
opgeblazen. Dit zorgde voor de nodige
consternatie in die tijd, waarover nog
enkele oudere mensen uit de polder
kunnen vertellen. Naast dit aquaduct
waren er nog twee andere. Het tweede
aquaduct ongeveer driehonderd meter
verder, als het aanvoerkanaal aan de
overkant van de weg richting Hazard
wordt gevolgd. Het derde ergens op de
grens tussen Nursery en Waterloo, waar
eveneens de kanalen elkaar kruisten”.
Daar het gebied hier te Longmay nog
niet vol bebouwd is, zijn de contouren
van de oude plantages vanuit deze
positie nog duidelijk te volgen. Naar
het oosten toe, Longmay en Plaisance
met de oever begroeiing langs de rivier
in de verte en naar het westen toe
Hazard, waar de toppen van de grote
oude plantage schaduwbomen in het
centrum nog duidelijk zijn waar te
nemen. Zij die weet van zaken hebben
kunnen als maar blijven genieten van
deze restanten uit het verleden. Het
historische genotgevoel is niet te
beschrijven. Zij die de historie niet
kennen en geen belangstelling daarvoor
hebben, rijden er elke dag zonder
notitie van te hebben, langs. Samen met
Ali, bezoeken Karel en Phillip de
locatie waar het tweede aquaduct heeft
gestaan. Hier worden nog restanten van
de oude kokers gevonden, die niet lang
terug door graafmachines zijn
opgehaald. Aan de rechterzijde waar de
kokers hebben gestaan is nog duidelijk
het kolkgat, ontstaan door van de
stuwende kracht van het water, te zien.
“ Daar in die kom heb ik nog hele grote
trapoens en pataka’s gevist “,vertelt
Ali. Duidelijk ligt het zuid-noord
lopende afvoerkanaal van Hazard enkele
meters lager, dan het oost-west lopende
aanvoerkanaal van vanuit Longmay. Hier
is het kanaal nu afgedamd, maar heeft
nog water en staat mooi begroeid met
waterlelies. Aan de overzijde is het
droog, omdat de aanvoer is afgesneden.
Niet ver hiervandaan heeft de fabriek
van de suikerplantage Hazard gestaan.
Met een beetje fantasie, kun je nog de
volle pontons met riet, richting
fabriek zien gaan, voortgetrokken door
stoere en sterke stieren.
Dorstig, bezweet en uitgeput
Ali, Karel en Phillip besluiten nu
terug te rijden richting Nw.Nickerie,
om nabij de Nurserysluis het stukje
oude weg in te slaan. Op de dam tussen
Waterloo en Nursery wordt een poosje
gelopen. Dan wordt er een poging
gewaagd via het bos de locatie te
bereiken waar de fabriek van Nursery
gestaan moet hebben. Maar na ongeveer
een half uur in de kapoewerie gekapt te
hebben, wordt de poging gestaakt. De
begroeiing is zwaar en ondoordringbaar.
Dorstig, bezweet en uitgeput, wordt de
terugtocht aanvaard. Met een gevoel van
weemoed en neerslachtigheid, worden in
de verte nog de koningspalmen waarvan
toppen fier boven het bos uitsteken
bezien. Daar ongeveer moet de fabriek
hebben gestaan, helaas had het bos de
eerste slag gewonnen. Nabij de weg
wordt een gesprek gevoerd met Simon
Djojopawiro, die in een woning langs
het kanaal tussen Waterloo en Nursery
woont. Hij zou Phillip over enkele
weken wel naar de plaats van de oude
fabriek kunnen leiden. Voorlopig zou
Dikland het moeten doen met wat hij
weet van de plantage.” Nursery was een
grote plantage met 391 slaven. De
eigenaar J. Tyndal administreerde het
bezit zelf. Over Tyndal is niet veel
bekend. Zijn volledige naam is Joseph
de Veer Tyndall. Hij was een der
Engelsen, die in de beginjaren van het
Engelse tussenbestuur naar Suriname
waren gekomen. Hij arriveerde omstreeks
1802 vanuit Granada met 100 slaven.
Nursery was in die begintijd een
koffieplantage, en schakelde pas later
over op suiker. De katoenplantage
Seeland aan de kust voor Nickerie
tussen de plantages Clochester en
Providence,was eveneens zijn eigendom.
In tegenstelling tot de buurtplantages
Hazard en Waterloo geschiedde de
suikerverwerking nog volgens het oude
jamaica-train systeem, dus in open
kookpotten de z.g. cappas”.
Ongeschonden suikermachinerie
Na de jaarwisseling is het zover. Dit
keer zal de locatie met de hulp van
Simon worden bereikt. Toch wist
Dikland, door Simons uitleg, dat het
bos niet zomaar het geheim prijs zou
geven. Op 10 januari 2004 is het dan “
The Day”. Vanuit het achtererf van de
oma van Simon te Karananjar, begint de
tocht. Ongeveer 500 meter verder ligt
de bestemming te wachten om verlost te
worden van tientallen jaren in de
vergetelheid te zijn. Al gauw kon
Phillip de vormen van de oude
rietbedden waarnemen. Ze staan er
gewoon nog, ook de sleuven aanvoer en
afvoer kanalen. Hoofdkanalen en
secundaire, soms begroeid met meters
hoge mokko-mokkoplanten. Gelukkig zijn
de meeste kanalen droog en kunnen
gebruikt worden om in te lopen,als de
dammen ernaast te sterk begroeid zijn.
Soms met dikke pakketten palmen vol met
doornen, die met gemak door de laarzen
kunnen prikken. Op een van de dammen
wordt een prachtige paddenstoel, de
zeldzame “ sluierdame” aangetroffen.
Deze is rood van boven en omgeven met
een kantachtige omlaag hangende witte
sluier. Zulke paddestoelen worden diep
in het tropisch regenwoud wel eens
gezien. Het eerste succes van de dag
dus. Het bos is broeierig, geen zuchtje
wind is voelbaar. Er dreigt gevaar.
Braziliaanse wilde bijen en de grote
capasiewaswassies kunnen elk moment
toeslaan. Aan de labaria of owrokoekoe
gifslang wordt bewust niet gedacht. Ook
uitputting dreigt nu weer, maar de
drang te overwinnen is nu te groot. Na
ongeveer anderhalf uur in het bos
gelopen te hebben, geïmproviseerde
bruggen van takken over kanalen te
hebben gemaakt en genomen, wordt de
omgeving ineens anders. Over de dammen
kun je nu trots de begroeiing,
gemakkelijk lopen. Net als in het
oerwoud ligt er een dik pakket bladeren
op de grond. Hier een koningspalm en
daar een oude kankantrie. En dan ineens
oude bakstenen die overal verspreid
liggen. Delen van oude flessen stukjes
ijzer e.d… en dan een oud wiel, met een
diameter van wel 4 a 5 meter, met
daarnaast een complete stoommachine de
koppelingen en eveneens een complete
suikerpers. Een gevoel van een niet in
te dammen hoerastemming, van geluk en
plezier, van vreugde en overwinning,
maakt zich van Dikland meester. Nergens
in Suriname is zo’n complete
stoommachine en pers gevonden. Waarom
van al de gebouwen van de plantage
niets meer is te vinden, hele
fundamenten zijn verdwenen, maar deze
twee machines er nog staan is zowel een
geluk als een raadsel. Samen met Simon
Djojopawiro ontdoet hij de machines van
onkruid om zo goed als mogelijk foto’s
te schieten. Omdat Nickerie, Suriname
en de Wereld, getuigen mogen zijn van
deze geweldige fonds. Als het gebied
verder is verkend, komt Dikland tot
rust. De oude begraafplaats zoals Ali
die heeft beschreven wordt niet
gevonden. Wel liggen er hier en daar
hopen bakstenen. Zouden de graftomben
kapot zijn gemaakt om die bakstenen?
Een derde uitgebreide tocht in de
toekomst zal wellicht het antwoord
bieden.
Phillip houdt Simon voor dat na de
afschaffing van de slavernij in 1866 en
1872, 68 Chinese arbeiders voor de
plantage werden geworven. De eersten
arriveerden vanuit Hong-Kong. De tweede
groep kwam uit Demerara via Berbice. Ze
werden opgevangen door J. de
Veer-Tyndall junior. Joseph Tyndall
senior moet omstreeks 1846 zijn
gestorven”. Ligt zijn graf nog hier
ergens, denkt Philips, voor hij verder
vertelt: ” In 1889 was James
Ching-A-Pau de eigenaar. In 1890 werd
de plantage verkocht aan de eigenaren
van Hazard en Waterloo, R.Kirke. Rond
1920 wordt de plantage buiten productie
gesteld”. En voor het nageslacht staat
hij er nu nog, na zovele jaren te
hebben gewacht, de suikermachinerie,
vrijwel geheel intact. Stoommachine en
pers zijn beide afkomstig uit de
fabriek van G.Fletcher te Londen. Een
jaartal wordt niet op de machines
aangetroffen, maar waarschijnlijk
dateren ze omstreeks 1910. Hopelijk
zullen de Nickerianen en de Surinaamse
overheid, dus met de D.C. van Nickerie,
deze schatten verder kunnen bewaren
voor het nageslacht. Niet wat met o.a.
Waterloo is gebeurd. Daar heeft men tot
de laatste steen bijna, alles
weggedragen. Niemand greep in.
Voor Dikland, is het werk in Nickerie
niet afgelopen. Op Margarethenburg ligt
er een enorme fundering van een
kantoenfabriek, meneer de Clerck, 86
jaar, schijnt er wat van te weten…
K.R.Donk, 30 maart 2004
Reacties: kennethdonk@yahoo.com
Copyright © 2003 - 2004 . All rights reserved.
Designed & hosted by Galactica's Graphics