Nickerie.Net, donderdag 10 december 2015


Terugblik:

De Meimoord -  Bikkel (Fred Omrskerk) Het verhaal van de eerste ­politieke moord van het Bouterse-regime

Rudie Kagie

In 1980 knuppelden militairen Fred Ormskerk dood, twee jaar voor de Decembermoorden. Gisteren stelde Tweede Kamerlid Harry van Bommel (SP) kamervragen naar aanleiding van het boek dat Rudie Kagie over de kwestie schreef. Een voorpublicatie.

Het hoofdhaar is zwart, kroezend, iets grijzend. De oogleden zijn gesloten. De oogkleur is bruin.

Het hoornvlies is erg troebel. De oogbollen zijn slap, het oogwit wat gelig, evenals het bindvlies van de oogleden. Het lijk is één meter eenenzeventig lang. De overledene is gekleed in een wit overhemd met stropdas, blauwe broek, wit hemd, witte onderbroek en blauwe sokken. Er zijn diverse vlekkige, onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar op hoofd, rug, armen, ellebogen, schouders, benen en knieën.

Foto: Privéarchief H. Doorn.

Onder het kopje ‘inwendige schouwing van de romp’ rapporteert patholoog-anatoom Jan Zeldenrust dat drie ribben ter hoogte van het borstbeen zijn gebroken. Verder liggen de linker vierde tot en met de zevende rib in de flank aan splinters, alsook de linker achtste en negende rib. Alles duidt erop dat Frederik Ferdinand Ormskerk (1923-1980) is bezweken aan de rake klappen – ‘stomp geweld’, in forensisch jargon – die hem te Paramaribo werden toegediend.

Een jeep onderweg

Op 25 februari 1980 pleegden zestien militairen een staatsgreep in Suriname. Ormskerk overleed krap negen weken later. Hij was, naar later bleek, de eerste opponent van het nieuwe regime die om politieke redenen door de militairen uit de weg werd geruimd. Vervolgens escaleerde het geweld van de junta in rap tempo – met als dramatisch dieptepunt de Decembermoorden, die op 8 december 1982 aan vijftien prominente Surinamers het leven kostten. De verantwoordelijken voor dit bloedbad lopen, voor zover nog in leven, anno 2012 nog steeds vrij rond.

De dood van Ormskerk had gevolgen voor mijn verblijf in Paramaribo, waar ik in het voorjaar van 1980 was gaan wonen om vrijwel dagelijks voor NRC Handelsblad over de nasleep van de staatsgreep te berichten. De sergeanten lichtten me nauwgezet in over de corruptiepraktijken die menig vertegenwoordiger van het verdreven regime in het gevang deden belanden. Ook berichtte ik over de strijd die de militairen aangingen met het gesjoemel met Nederlands ontwikkelingsgeld. Om de andere dag ging ik op de koffie bij de journalist Jozef Slagveer, die me als woordvoerder van de Nationale Militaire Raad (NMR) trouwhartig bijpraatte over de laatste ontwikkelingen. Het: ‘Je hebt het niet van mij, maar…’ lag hem voor in de mond bestorven.

Op zaterdag 3 mei hoorde ik van een kennis dat de voormalige Surinaamse beroepsmilitair Fred Ormskerk was opgepakt op verdenking van het beramen van een tegencoup. Een jaar eerder was de oud-adjudant bij vrouw en kinderen in Ermelo gaan wonen, maar onlangs was hij weer opgedoken in Paramaribo om er, naar hij luidruchtig aan de toog van zijn stamcafé kenbaar maakte, een ‘geheime missie’ te volbrengen. De argwaan was gewekt. Wat kwam Ormskerk precies doen?

Mij werd verteld dat hij na zijn arrestatie zo hardhandig werd verhoord dat hij het niet meer kon navertellen. NMR-spreekbuis Slagveer klonk anders dan gewoonlijk toen ik hem vroeg of hij de geruchten over het lot van Ormskerk kon bevestigen. Hij adviseerde me om me niet met deze zaak te bemoeien. ‘Dit ligt te gevoelig.’ Ik drong aan, Slagveer zuchtte diep en beloofde dat ik zou worden teruggebeld. Dat gebeurde inderdaad, om half twee die nacht door sergeant Stanley Joeman die me sommeerde om naar de Memre Boekoekazerne te komen ‘om over de zaak Ormskerk van gedachten te wisselen’. Er was al een jeep onderweg om me op te halen.

Suriname, 1971: TRIS (Troepenmacht in Suriname) vaarpatrouille op de Commewijnerivier. Tweede van links: sergeant-majoor Fred (Bikkel) Ormskerk.Suriname, 1971: TRIS (Troepenmacht in Suriname) vaarpatrouille op de Commewijnerivier. Tweede van links: sergeant-majoor Fred (Bikkel) Ormskerk.

In het kampement trof ik Desi Bouterse en zijn voltallige NMR aan een lange tafel in een lokaal dat blauw zag van de sigarettenrook. Het gezelschap bleek bovenal nieuwsgierig naar de bron die mij over het overlijden van Ormskerk vertelde. Namen wilden ze horen. Bouterse bewaarde als enige zijn kalmte (‘als u gewoon zegt hoe het zit, dan kunnen we zaken doen en zijn we klaar’), maar andere sergeanten gingen zo tekeer dat ik elk moment verwachtte dat ze me naar de keel zouden vliegen. Stanley Joeman brulde dat hij me zou lynchen als ik het lef had om de dood van Ormskerk wereldkundig te maken. Omstreeks vier uur ’s ochtends was het verhoor afgelopen. Ik moest plaatsnemen op een bankje naast de kazernepoort en wachten, wachten, wachten. Om half twaalf zondagochtend passeerde een fris geschoren Bouterse, haren nog nat van de douche. ‘Ach, zit u hier nog?’ vroeg hij quasi verbaasd. Ik mocht vertrekken, op voorwaarde dat ik niet zou berichten over het lot van Ormskerk. ‘Zoals u weet staan er zware straffen op het schenden van staatsgeheimen.’

Bij een vluchtpoging

Acht uur later zat ik in het vliegtuig, op weg naar huis. De Nederlandse ambassade had aangedrongen op mijn onmiddellijke vertrek (‘u loopt gevaar’) en ook NRC Handelsblad achtte het raadzaam als ik standplaats Paramaribo zou verlaten. De krant meldde de volgende dag als eerste het tumult rond de vermeende contracoup die aan Ormskerk het leven had gekost, maar wat er precies aan de hand was, bleef vooralsnog mistig.

Volgens de eerste geruchten was Ormskerk standrechtelijk doodgeschoten na zijn poging om een staatsgreep in zijn geboorteland te plegen. In een eerste officiële verklaring stelde de Surinaamse regering dat Ormskerk aan het hoofd van een ‘huurlingenleger’ stond en ‘bij een vuurgevecht nabij de grensplaats Albina’ om het leven was gekomen. Kort daarna verspreidde de Surinaamse Nationale Voor­lichtingsdienst het bericht dat Ormskerk ‘bij een vluchtpoging was neergeschoten’. Vervolgens verzekerde Badressein Sital van de NMR dat Ormskerk was gesneuveld na een vergeefse poging om de wacht te ontwapenen die hem in de cel moest bewaken. ‘Er is behoorlijk zwaar gevochten. Ormskerk is hierbij met zijn hoofd tegen een rand van een tafel beland, waardoor hij zijn bewustzijn verloor.’

Oud-adjudant Fred Ormskerk had de Nederlandse nationaliteit. De tegenstrijdige verklaringen over zijn dood maakten een ongeloofwaardige indruk, maar Nederland zag geen reden tot het uiten van bezorgdheid. Minister Jan de Koning (Ontwikkelings­samenwerking) presenteerde op 12 mei 1980 tijdens een Kamerdebat de laatste officiële lezing uit Paramaribo als de definitieve waarheid over de dood van Ormskerk. De adjudant b.d. kwam niet gewelddadig om het leven, maar werd volgens de minister levenloos in de cel aangetroffen. ‘Een en ander geeft geen aanleiding verdere stappen in deze kwestie te ondernemen.’ Er kwam geen serieus onderzoek naar de moord op Ormskerk.Het kabinet-Van Agt koos voor de mantel der liefde. Kamervragen over de affaire ketsten af op een nietszeggend antwoord. Een krabbeltje van een anonieme ambtenaar van Buitenlandse Zaken in de kantlijn bij de concept-afhandeling van Kamervragen spreekt boekdelen: ‘Het antwoord is zo voorzichtig mogelijk gesteld, enerzijds om te voorkomen dat de Surinaamse autoriteiten worden afgeschrikt, anderzijds om de privacy van de familie te waarborgen.’ Nederland nam genoegen met een doorzichtige, door Suriname gefabriceerde toedracht van het drama. Het zou onverstandig zijn om de democratisch gezinde Surinaamse premier Henk Chin A Sen voor de voeten te lopen, redeneerde men in het Catshuis.

Alleen in de fantasie

De raadselachtige omstandigheden waaronder Fred Ormskerk de dood vond, zijn me altijd blijven intrigeren. Dan, in het najaar van 2011, ontmoet ik Ormskerks zoon Peter, die via LinkedIn contact met me heeft gezocht. We kennen elkaar niet, maar het staat hem helder voor de geest dat ik destijds de telefonische boodschapper was van het slechte nieuws over het overlijden van zijn vader. De officiële bevestiging kwam pas een etmaal later. De nabestaanden zijn nog altijd teleurgesteld over de desinteresse die de Nederlandse autoriteiten destijds aan de dag legden. Dit was niet zomaar een bedrijfsongeval of een naargeestig incident, maar een moord die aangaf welke kant het met Suriname op ging.

‘Mijn vader voelde zich uitsluitend gelukkig als hij op bivak was,’ zegt Peter Ormskerk. ‘In Ermelo achter de geraniums zitten was niets voor hem.’ Ineens was hij weg, niet voor een paar dagen naar Parijs ‘om tot rust te komen’, zoals hij tegen vrouw en kinderen had gezegd, maar naar Frans-Guyana, van waaruit hij de grens naar buurland Suriname overstak. Volgens Peter Ormskerk was zijn vader op pad gestuurd door Johan Kasantaroeno, een in 1980 na de coup naar Nederland gevluchte ex-minister die broedde op mogelijkheden om de democratie in zijn land te herstellen. Er moest worden uitgezocht of het realistisch was om actie te ondernemen teneinde de militairen terug te dringen in de kazerne. Ormskerk oriënteerde zich ter plaatse, zoals hem gevraagd was, en leverde bij een aantal oud-politici in Paramaribo brieven van Kasantaroeno af. Dat was alles. Het huurlingenleger en de wapenarsenalen waar hij als contraputschist over zou hebben beschikt, bestonden alleen in de fantasie van de militairen die verantwoordelijk waren voor zijn arrestatie en dood. Wat zich precies heeft afgespeeld, zou nog eens moeten worden uitgezocht, vindt Peter Ormskerk. Omdat ik net zo nieuwsgierig ben naar de achtergronden van deze moord als hij, besluit ik na een paar gesprekken om een boek over het leven (en de dood) van ‘Bikkel’ te schrijven. Dat kan niet vanuit Nederland. Als ik de mannen wil spreken die voor dit drama verantwoordelijk zijn, moet ik naar Suriname.

Ormskerk in maart 1980, vlak voor zijn dood. Ormskerk in maart 1980, vlak voor zijn dood.

Een verschrikkelijke ervaring

In de zomer 2002 was ik er voor het laatst. Het aantal casino’s in Paramaribo steeg in de tussentijd van drie naar tweeëndertig, Tourtonne is een door Braziliaanse goudzoekers bevolkte wijk geworden en de meeste straten zijn tegenwoordig geasfalteerd. Als ik naar het Kerkplein wandel, zit daar nog steeds de bejaarde krantenverkoper achter een stapeltje exemplaren van De Ware Tijd, alsof hij in geen tien jaar van zijn plaats is geweest.

Ormskerk in maart 1980, vlak voor zijn dood.Ormskerk in maart 1980, vlak voor zijn dood.

Uit pogingen om in Paramaribo belagers van Ormskerk te spreken te krijgen, wordt al snel duidelijk dat die – net als later bij de Decembermoorden – een dure eed hebben gezworen. Ze zullen elkaar nooit verraden. Wat zich die nacht in de kazerne heeft afgespeeld, zal daarom moeilijk te achterhalen zijn. Toch wil ex-militair Ruben Rozendaal, een voormalige vertrouweling van Bouterse die tegenwoordig op voet van oorlog met de president verkeert, er best wat over zeggen. Ik tref hem in de kliniek waar hij als nierpatiënt drie ochtenden per week aan het infuus van een dialyse-apparaat ligt. Rozendaal is verdachte in het proces van de December­moorden. Hij geeft toe dat hij op de beruchte avond slachtoffers ophaalde die enkele uren later de kogel kregen. ‘Maar ik heb zelf de trekker niet overgehaald,’ voegt hij er haastig aan toe. Rozendaal baarde opzien toen hij in maart dit jaar tegenover de krijgsraad verklaarde dat Bouterse persoonlijk had deelgenomen aan de Decembermoorden en zowel vakbondsleider Cyrill Daal als ex-militair Surindre Rambocus doodschoot.

Ruben Rozendaal was erbij, zegt hij, toen Fred Ormskerk werd verhoord en vermoord. ‘Een verschrikkelijke ervaring. Er werd over deze man gezegd dat hij een tegencoup wilde plegen, maar niemand binnen het leger heeft ooit geloofd dat hij zoiets inderdaad van plan zou zijn. Dit was gewoon een van de vele leugens van Bouterse.’ Voordat de ondervraging in een vertrek in het gebouw van de garnizoenscommandant begon, werd Ormskerk vastgebonden op een stoel, herinnert Rozendaal zich. ‘Over de manier waarop ze deze man aan het praten probeerden te krijgen, kan ik zeggen dat het pure marteling was. Hij was een taaie militair, ze wisten van tevoren dat hij niks zou gaan zeggen. Daarnaast was hij ook mens. Ik las in zijn ogen dat hij onschuldig was. Ze sloegen net zolang met stokken tot er een bekentenis zou komen, maar er kwam niets. Mij hebben ze ook een stok in de hand geduwd. Toe Rozie, nou jij ook effe… Maar ik kon het niet. Hij heeft de klappen dapper doorstaan. Hij wist wat marteling was, hij had daar als KNIL-militair in zijn Javaanse tijd ervaring mee opgedaan. Ik denk dat hij uit die ervaring kracht heeft weten te putten, maar ik kon het niet aanzien. Mijn ogen stonden vol water.’

Maar wie waren ‘ze’? Mij werd verteld dat behalve Rozendaal (die dat bij deze erkent) ook de militairen Paul Bhagwandas (1950-1996), Roy Horb (1952-1983) en John Hardjoprajitno meededen aan de marteling of daar op z’n minst bij aanwezig waren.

‘Nee,’ zegt Rozendaal resoluut, ‘ik ga geen namen noemen. Wie het uitvoerend werk hebben opgeknapt, is niet interessant. Die mannen deden wat hun werd opgedragen. Het gaat erom wie de opdracht gaf. Dat was meneer Bouterse.’

De Surinaamse oud-minister André Haakmat verklaarde in 1983 in een interview dat Ormskerk werd omgebracht door Roy Horb, destijds de tweede man na Bouterse in het Surinaamse leger. ‘Dat is een leugen,’ antwoordt Rozendaal. ‘Het was niet Horb. Misschien dat Horb af en toe even kwam binnenlopen, maar hij was er niet de hele tijd bij.’

De militair die Ormskerk doodknuppelde, probeer ik, is die nog in leven? Maar Rozendaal is niet te vermurwen. Hij gaat echt geen namen noemen. Uitsluitend verraders zal hij verraden. ‘Ormskerk was geen gewone ondervraging,’ zegt hij. ‘Geen ondervraging waarbij je de verdachte waarschuwt van: pas op, als je leugens verkoopt, geef ik je een klap. Men wist dat men met een bikkelman te maken had. Er zijn mensen uitgekozen om alles uit de man te halen wat hij wist.’

Ik bezoek oud-officier Michel van Rey die in 1980 zojuist was aangetreden als minister van Leger en Politie toen Ormskerk werd opgepakt. ‘Ik geloofde er niets van dat hij een coup van plan was,’ zegt hij. ‘Nadat hij zo hardhandig werd verhoord dat hij kwam te overlijden, zei ik tegen Bouterse: Desi, als wij dit soort excessen niet grondig de kop in drukken, gaat dat tegen ons werken. Achteraf neem ik het mezelf kwalijk dat ik de dood van Ormskerk te veel als een bagatel heb beschouwd. We waren bezig met de waan van de dag. Er was geen draagvlak voor een onderzoek naar de dood van Ormskerk. Nog afgezien van de vraag wie dat onderzoek dan had moeten verrichten. Alle onderzoeksstructuren, van politie tot de Militaire Politie, lagen op hun gat. Niemand had er belang bij dat er werd nagegaan onder welke omstandigheden Ormskerk was overleden. Het was een hectische periode. Mensen denken dat we in het kabinetsberaad langdurig aan het beraadslagen waren of er al dan niet een onderzoek naar de dood van Ormskerk moest komen, maar dat soort rationele afwegingen werd niet gemaakt. Het was meer van: er is iemand dood, heel vervelend, maar dat waait wel weer over.’

Oud-officier Jeff Wihrt, met wie Bouterse nog een oude rekening te vereffenen had, werd op dezelfde dag als Ormskerk opgepakt. Zijn ondervragers Horb en Hardjoprajitno probeerden een bekentenis uit hem te persen dat hij in het vermeende coupcomplot van Ormskerk zat. ‘Maar ik had echt niets met die zaak te maken,’ verzekert Wihrt me bij hem thuis in Paramaribo. ‘Ze sloegen er flink op los. Vier of vijf bullenpezen hebben ze versleten. Die afranseling heeft een paar uur geduurd. Af en toe liep Bouterse binnen. Hij keek even toe, zei niets en ging weer weg. Met mijn schrammen en verwondingen werd ik de volgende ochtend overgebracht naar de Santo Boma-gevangenis.’

Ten slotte ga ik langs bij de bejaarde journalist Leo Morpurgo, die ik in 1980 leerde kennen als hoofdredacteur van De Ware Tijd. Morpurgo vertelt over de periode waarin zijn krant De Zware Tijd werd genoemd. Regelmatig werd hij in de kazerne ontboden om zich te verantwoorden voor de berichtgeving. ‘Op een dag was het weer zover. Ik meld me, Hardjoprajitno komt op me af en slaat me in mijn gezicht. Vervolgens schuift hij me knipsels onder ogen waarvan ik onmiddellijk zie dat ze niet uit De Ware Tijd afkomstig zijn. Hoewel ik dus niets te maken heb met wat mij ten laste wordt gelegd, word ik toch opgesloten. Dagenlang zit ik met twee andere mannen in een cel.’

1980, Ermelo: Silvy strooit bloemen op het graf. Foto: Spaarnestad Photo.1980, Ermelo: Silvy strooit bloemen op het graf. Foto: Spaarnestad Photo

Op een feestje Terug in Nederland stuur ik een brief aan John Hardjoprajitno, die in het centrum van Amsterdam een afhaalrestaurant exploiteert. Ik leg uit dat ik een boek over het Ormskerk-avontuur aan het schrijven ben. Omdat zijn naam in interviews een paar keer voorbij kwam, wil ik Hardjoprajitno citaten voorleggen waar hij op kan reageren. Hij stemt toe in een gesprek.

‘Ik ben blij dat ik dit misverstand kan rechtzetten’, zegt Hardjoprajitno zodra we op een terras tegenover elkaar zitten. ‘In Paramaribo had ik twee ontmoetingen met Annelies, een dochter van Ormskerk. Ze was helemaal in tranen. Iemand had haar verteld dat ik haar vader had vermoord. Ik heb dat kunnen ontzenuwen, ik ben het niet geweest. Toen Ormskerk werd opgepakt, had ik een vrije dag. Ik zat die avond op een feestje in Billiton. Bij mijn terugkeer gaf collega Bhagwandas mij de volgende ochtend opdracht om het lijk van Ormskerk over te brengen naar het mortuarium. Ik kan me niet herinneren dat ik hem in levenden lijve heb gezien.’ Hardjoprajitno zegt dat zijn kennis van de zaak Ormskerk zich beperkt tot wat de kranten er destijds over schreven. ‘Meer dan wat er toen naar buiten werd gebracht, weet ik echt niet.’

Er zijn verklaringen van mensen die door u werden afgeranseld, zeg ik. Zoals Jeff Wihrt, die er met de bullenpees van langs kreeg.

‘Dat zijn zijn woorden. Ik reageer daar niet op.’

Toen hoofdredacteur Morpurgo in de kazerne werd ontboden, sloeg u hem bij binnenkomst hard in het gezicht, zeg ik.

Hardjoprajitno antwoordt dat hij zich door mij misleid voelt. ‘Ik dacht dat we zouden praten over Fred Ormskerk. U begint nu over heel andere dingen. Ik ga geen antwoord geven op dat soort vragen.’

De naam van Hardjoprajitno staat op de lijst van vijfentwintig betrokkenen die Justitie in Suriname van medeplichtigheid aan de Decembermoorden verdenkt, maar hij heeft besloten om daar ‘helemaal niets’ over te zeggen. Evenmin is hij van plan zich uit te laten over de Amnestiewet die dit voorjaar door het Surinaamse parlement werd geloodst en verdachten van de Decembermoorden voorlopig (en wellicht definitief) ontslaat van rechtsvervolging, zolang het land een Constitutioneel Hof ontbeert. ‘In ieder geval wordt de verdachten van het 8 decemberproces de toegang tot Nederland ontzegd,’ liet minister Uri Rosenthal (Buitenlandse Zaken) in april van dit jaar aan de Tweede Kamer weten.

Verdachte of niet, John Hardjoprajitno ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet. Zijn pensioengerechtigde leeftijd komt in zicht. Onbekommerd van zijn oude dag genieten onder de Surinaame zon lijkt hem wel wat.

Rudie Kagie, ‘Bikkel. Het verhaal van de eerste ­politieke moord van het Bouterse-regime’, Bert Bakker, 216 p., € 19,95

Bron/Copyright:
Nickerie.Net /Vrij Nederland 12-12-2012

WWW.NICKERIE.NET

Email: info@nickerie.net

Copyright © 2015. All rights reserved.

Designed by Galactica's Graphics